woensdag 5 mei 2010

De Dedemsvaart als redding in Slagharen

Naar aanleiding van de herdenking van het einde van de Tweede Wereldoorlog 65 jaar geleden stond er een oproep in dagblad Trouw om verhalen over de oorlog in te sturen.
Hieronder een verhaal over mijn voorouders:

Als kind hoorde ik altijd de spannende verhalen van mijn ouders uit hun jeugd. Een ervan is over de onderduikers tijdens de Tweede Wereldoorlog, dit heb ik altijd willen verfilmen omdat het zo’n bijzonder verhaal is. De ouders van mijn vader en moeder woonden schuin tegenover elkaar in Slagharen aan de Dedemsvaart. Opa Belt had een gemengd bedrijf, hij bezat koeien, varkens, kippen en land. Opa Leijrik had een pluimveefokbedrijf. Tussen beide boerderijen lag de Dedemsvaart, met in de verte een ophaalbrug om aan de andere kant van het kanaal te komen. Tijdens de oorlog op Hemelvaart 18 mei 1944 hebben mijn ouders elkaar pas leren kennen, wat wonderlijk is gezien hun gezamenlijke geschiedenis.

Nadat de oorlog in ‘40 was uitgebroken en in 1941 de spoorwegstaking het land plat legde moest een echtpaar waarvan hij actief was geweest bij de Spoorwegen in Amersfoort onderduiken, het werd bij Opa Belt. Voor de kinderen heetten ze ‘Oom Theo en Tante Grada’. Bij een razzia doken ze letterlijk in een kuil achter de boerderij onder de grond. In de loop van de oorlog kwamen er meer onderduikers en logés, ook een boerenechtpaar waarvan de boerderij in beslag genomen was. Op een gegeven moment kwamen er zoveel ook Joodse verzetstrijders uit ondermeer Castricum en Den Brielle dat de ondergrondse kuil niet meer volstond. Opa bedacht dat mensen bij een razzia ook konden schuilen in de hooiberg. Door balen weg te nemen konden er logés midden in de hooiberg wegduiken. De Duitsers staken bij controle hun bajonetten diep in de hooiberg. Iedereen stond doodsangsten uit. In het een na laatste oorlogsjaar waren er gelijktijdig 21 onderduikers waaronder vijf kinderen, waardoor ook de hooiberg niet meer volstond. Opa Leijrik die aan een doorgaande weg aan de overkant woonde kon minder onderduikers huisvesten, hij had twee onderduikers uit Utrecht en later tijdens de hongerwinter mensen die mee aten, waaronder een kleine rossige jongen. Er kwamen steeds meer razzia’s, de Duitsers struinden alle boerderijen af op zoek naar eten en onderduikers. De oplossing om de onderduikers uit hun handen te houden werd gevonden door met een roeiboot de logés over het kanaal te zetten. Als de Duitsers eerst langs Opa Leijrik gingen en zij vertrokken daar dan moesten ze ongeveer een halve kilometer verderop de ophaalbrug over waar de brugwachter natuurlijk zorgde voor oponthoud. Daarna moesten de Duitsers aan de overkant van het kanaal eerst langs café Wehkamp en dan langs de oude meelfabriek om bij Opa Belt te komen. Ondertussen waren de onderduikers in alle haast weer teruggezet. Op een winteravond in ’44 werden enkele onderduikers die in ‘spertijd’ buiten liepen door toevallig passerende Duitsers opgepakt en naar Kamp Ommen gestuurd. Mijn moeder fietste op een fiets met houten banden iedere dag over de gladde wegen naar Ommen om ‘haar’ ouderduikers eten te brengen. Na de verschrikkelijke hongerwinter met vele passanten en te weinig voedsel voor iedereen kwam gelukkig in ’45 de bevrijding. Mijn ouders zijn het jaar erop op Maria Tenhemelopneming 15 augustus 1946 verloofd. Veertig jaar later op 1 april 1986 is Opa Belt gestorven; op weg naar zijn laatste rustplaats liepen er onderduikers uit Castricum, Den Brielle en Amersfoort met familie mee in zijn begrafenisstoet.
Zie: http://www.trouwcommunities.nl/schrijf/je-in-de-krant.html?entry=1682