vrijdag 20 maart 2009

De Naam

De Naam Tijdens een receptie bij gelegenheid van de overdracht van de functie van Hoofdkrijgsmachtaalmoezenier kwam ik in gesprek met de vlootrabbijn en een humanistisch raadsman. De humanistisch raadsman was verontwaardigd vanwege een zinsnede uit Psalm 14: De dwazen beweren: er is geen God! Daarop raakten we in gesprek over De Naam; wie of wat is God? Mijn antwoord was met verwijzing naar de rabbijn: spreek De Naam niet uit, laat ook een voorstelling ervan los en heb ontzag voor de Schepper en Schepping. Daar wilde de humanist niet van weten. Hij was boos. De rabbijn vroeg: gelooft u dan niet in een hogere morele macht? Het antwoord was: ik geloof in de mens die zelfstandig kan denken. Daarop ontspon zich een discussie over mens en zelfstandigheid en over het wonder van de schepping en de evolutieleer. Verwijzend naar Paus Johannes Paulus II die de mens fenomenologisch aanschouwde en zich daarbij keerde tegen de in zijn ogen beperkte natuurwetenschappelijke visie op de mens probeerde ik dat de mens en het leven uit meer ontstaan zijn dan alleen aminozuren, heliumgas en zuurstof. De werkelijkheid kan eenvoudigweg niet tot (deeldomeinen van) natuurwetenschap gereduceerd worden. Wij ontstijgen de fysica en noemen dat ook terecht metafysica. Laten we daarom De Naam uit eerbied en ontzag en uit Zijn meelevendheid en meegaandheid niet meer noemen. Zijn alomvattendheid omvat meer dan de onuitsprekelijke vierletterige naam; het tetragrammaton ineffabile. Hij die met ons is, Hij die zal zijn, de God van Abraham, Isaac en Jacob staat gelijk aan de Kosmos, de Schepping en gaat eraan vooraf en eraan voorbij, het is metafysisch en het is meer dan energie en licht om natuurwetenschappelijk te blijven. Want ook natuurwetenschappers weten soms niet of zij de materie of energie in de vorm van licht en geluid als deeltjes of golven voor moeten stellen. Laten we daarom De Naam eerbiedigen en niet meer noemen, dan kan ieder zijn of haar invulling aan De Naam geven, ook een humanistisch raadsman. Vermeldenswaardig is het dat De Naam in oude drukken ook altijd typografisch bijzonder vormgegeven wordt: in Griekstalige Bijbels werd De Naam gedrukt in afwijkend Hebreeuws kwadraatschrift; in oude Nederlandse Bijbels werd De Naam vaak gedrukt in afwijkend fractuurschrift, het Gotisch schrift. Ouderwets misschien, maar wel heel mooi.

vrijdag 13 maart 2009

Onze Vader

Het Onzevader Onderstaand opstel gaat over het Onzevader, het gebed dat Jezus ons in zijn eigen woorden overgeleverd heeft. Het is een voordracht die is gehouden op een Jezus discussieavond en is gebaseerd op het boek van Joseph Ratzinger Benedictus XVI. Jezus van Nazareth. Deel I Van de doop in de Jordaan tot de Gedaanteverandering. Tielt 2007 ca. € 29.50. Het Onzevader komt tweemaal voor in het evangelie, bij Lucas en Matteüs Bij Lucas treffen we een verkorte versie aan. Lucas leidt het Onze Vader in met de tocht van Jezus naar Jeruzalem. “Eens was Hij ergens gaan bidden. Toen Hij opgehouden was, vroeg één van zijn leerlingen Hem: Heer, leer ons bidden”. Bij Matteüs de versie zoals wij – ook in de eucharistie- gewend zijn te bidden. Matteüs leert ons allereerst wat bidden niet is. Matteüs bedoelt hier het uiterlijk vertoon waarmee soms het bidden gepaard gaat. Wijzelf kunnen denken aan bidden zonder dat de woorden tot je doordringen. Matteüs schrijft dat het gebed is als een liefdesverhouding waarin discretie nodig is. Discretie sluit echter niet uit dat we samen kunnen bidden. Het Onzevader is zelfs een gebed dat we samen moeten bidden. In het gebed moeten het innerlijke van iedere mens en het gezamenlijke elkaar doordringen. We zullen het zien bij de uitleg van het Onze Vader. Benedictus, de patroon van Europa en kerkvader schrijft: “Onze geest moet zich bij de klank van onze stem voegen”. (Mens nostra concordet voci nostrae) Zo laten we ons leiden door Onze Vader. Zoals Jezus deze woorden ingegeven heeft gekregen zo bidden wij het gebed van onze voorvaderen en voorouders. En zo worden we meer één met Hem, zoals Jezus aanlag bij de Heer, kunnen wij ons toevertrouwen aan deze woorden en neerliggen met Christus. Matteüs legt het gebed in zeven duidelijk onderscheiden beden vast. Ratzinger kijkt dan vanuit welke structuur Matteüs het gebed heeft overgeleverd. Drie van de beden richten zich op een “U”, vier van de beden vertrekken vanuit “wij”. In de drie eerste beden staat God centraal. De vier volgende beden spreken over de verwachting van de mens. De indeling van de beden is te vergelijken met de twee tafels van de tien geboden, die in feite hun oorsprong vinden in de twee hoofdgeboden. In het Onzevader wordt eerst het primaat van God neergezet, waaruit de zorg om de juiste mens te zijn volgt. Allereerst, net zoals bij de tien geboden, gaat het om de weg van de liefde, tevens de weg van bekering. In Matteüs 22:36-39 vat Jezus de Tien Geboden samen: "Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dat is het grootste en eerste gebod. Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf. " Jezelf los laten en openstellen voor God, is het begin. We moeten allereerst zorgen dat we met God in de juiste verhouding staan. Vandaar dat het Onzevader met God begint en ons verder naar de mens leidt. In het gebed dalen we af naar het kwade dat de mens bedreigd, die de mens wil doen afwijken van de tien geboden en van de weg van Jezus. Pater Kolvenbach, de Nederlander die lange tijd de overste van de Jezuïeten is geweest schrijft over een starets in de Kerk van het Oosten die het Onzevader wilde beginnen bij de laatste woorden “maar verlos ons van het kwade”, zodat men via de weg van Pasen, de woestijn met zijn bekoringen, Egypte en de uittocht, de vergeving en het manna “geef ons heden ons dagelijks brood” eindigt in het Gods land, eindigt met de beginwoorden Onzevader. In het Onzevader bidden wij met Christus door de Heilige Geest tot de Vader. Zo bidden wij: Onze Vader die in de hemelen zijt In de eerste twee woorden van het gebed des Heren mogen wij via de Zoon, God ontmoeten als Onze Vader. Christus heeft ons Zijn Vader doen kennen opdat wij weer kinderen van God genoemd zouden kunnen worden. Het woord Vader brengt troost en geborgenheid. Tegenwoordig, in een tijd van bijvoorbeeld echtscheidingen en spanningen binnen het gezin, voelen veel kinderen niets meer bij het woord vader, omdat hun vader in hun ogen heeft gefaald. In Jezus leren we pas wat het woord Vader werkelijk inhoudt, Degene van wie alle goeds komt en Degene waar wij ons aan mogen spiegelen. Een barmhartige Vader, die ieder keer weer vergeeft. Wij hebben het over de Vader, maar de moeder dan? Wat Ratzinger hier schrijft is bijzonder. Ratzinger vraagt zich hier af: “Is God ook niet moeder? “Zoals een moeder haar kind troost, zo zal Ik u troosten”. De Bijbel vergelijkt de liefde van God met de liefde van een moeder. In het Hebreeuwse woord “rahamim” (dat eigenlijk baarmoeder betekent) wordt het geheim van Gods moederlijke liefde zichtbaar. Het duidt Gods mededogen aan, je geborgen weten in Gods barmhartigheid, zoals in de schoot van de moeder. Maar in de hele heilige Schrift wordt God nooit moeder genoemd, waarom is dit? God is noch man, noch vrouw, God is de schepper van de man en de vrouw. Het volk Israel en de Kerk van het Nieuwe Testament waren omgeven door godsdiensten die moedergodinnen kenden die een God-mens relatie lieten zien die tegengesteld is aan het Godsbeeld uit de Bijbel. Het ging bijna altijd om pantheïstische opvattingen waarin het verschil tussen Schepper en schepsel verdwijnt en er een onderlinge verwevenheid bestaat tussen Schepper en schepsel. Het beeld van de vader drukt echter uit dat de Schepper iemand anders is dan het schepsel. Het schepsel is autonoom en in vrijheid geboren en maakt zijn keuzes. God, Vader of Moeder? De Bijbel schrijft hierin voor; moeder is geen aanspreektitel voor God. We volgen Jezus en doen wat Hij ons heeft voorgedaan. In het hoogpriesterlijk gebed zegt Jezus tot de Vader: “Al het mijne is het uwe”. Het woord “Vader” nodigt ons uit om vanuit dat bewustzijn te leven, we hoeven ons niet vrij te vechten of onze losprijs zelf te betalen. Uw naam worde geheiligd De naam van God is heilig en men zal deze naam, zoals in het tweede gebod staat, niet zonder eerbied gebruiken. De paus stelt de vraag: “ Wat is dat: de naam van God”? De paus haalt het voorbeeld van Mozes aan die uit naam van God het volk uit Egypte moest bevrijden. Er waren in die tijd echter vele goden en Mozes vraagt naar de naam van deze God waarmee hij zich onderscheid van de andere goden. De God die Mozes roept onderscheid zich omdat deze God werkelijk God is, de Enige, de Ware. Daarom kan Hij niet een naam hebben als al de andere. Gods antwoord is daarom een weigering en een toezegging: “Ik ben die is”. Zo wordt de betekenis duidelijk van “Uw naam worde geheiligd”. Gods naam kan echter ook misbruikt worden en daarmee wordt God zelf bezoedeld. Wanneer we Gods naam voor ons eigen karretje spannen misvormen we het beeld van God. Een naam brengt iets of iemand ook onder ons bereik en is daarmee manipuleerbaar. Maar dat is niet de bedoeling. Wat we kunnen doen is tot Hem bidden dat Hij in deze wereld het licht van Zijn naam nooit zal doen doven. Uw Rijk kome “Zoek eerst het Koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, dan krijg je alles erbij”. Waar God niet is kan niets goeds zijn, waar God genegeerd wordt raken de mensen in verval. In een mensenleven heeft zoeken naar het Rijk Gods prioriteit. Het is echter geen belofte voor een Luilekkerland voor degene die vroom is of verlangend. Het Rijk Gods betekent dat wat God wil, maatstaf is voor rechtvaardigheid. Waar God is kan niets dan goed zijn. Dit roept ons het gebed van Salomo in herinnering dat hij na zijn troonsaanvaarding uitsprak. God vraagt hem in een droom welke wens hij voor Salomo in vervulling zou kunnen laten gaan. Wat vraagt Salomo? “Geef uw dienaar een opmerkzame geest om recht te kunnen spreken voor uw volk en onderscheid te kunnen maken tussen goed en kwaad”(1 Kon 3,9). Hij vraagt geen rijkdom, macht, een lang leven of de dood voor zijn vijanden, maar hij vraagt om een opmerkzame geest en daarom prijst God hem. God geeft het hem en daarom krijgt Salomo ook al het andere erbij. Wanneer Jezus ons leert bidden: “Uw Rijk kome” dan bedoelt Hij bidden zoals Salomo en van hieruit prioriteiten stellen in ons handelen. De opmerkzame geest is hierbij het belangrijkste, daarvoor moeten ook wij blijven bidden. Gods naam kan echter ook misbruikt worden en daarmee wordt God zelf bezoedeld. Wanneer we Gods naam voor ons eigen karretje spannen misvormen we het beeld van God. Een naam brengt iets of iemand ook onder ons bereik en is daarmee manipuleerbaar. Martin Buber heeft eens gezegd dat er zoveel misbruik van Gods naam gemaakt is, dat ons bijna de moed zou ontgaan om God nog te noemen. De paus stelt dat wanneer wij Hem echt zouden gaan verzwijgen er verraad gepleegd wordt aan de liefde waarmee Hij naar ons toekomt. Buber zegt dat wij in eerbied Zijn vertrapte naam uit de modder moeten oppakken en proberen eerherstel te brengen. Wat we kunnen doen is tot Hem bidden dat Hij in deze wereld het licht van Zijn naam nooit zal doen doven. Uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel Twee dingen vallen hier op, schrijft de paus; God wil iets met ons, en voor ons dat maatgevend moet worden voor wat wij zelf willen, en willen zijn, en in de “hemel” gebeurt Gods wil onvoorwaardelijk. De paus stelt de vraag: “Maar wat is Gods wil? Hoe kennen we die? Hoe doen we Gods wil?” Volgens de Heilige Schriften weet de mens diep van binnen wat Gods wil is, we noemen dit “geweten”. We weten ook dat dit geweten door de geschiedenis heen vaak overdekt en op de achtergrond is geraakt. Daarom heeft God door de geschiedenis heen telkens opnieuw tot ons gesproken met woorden die van buiten op ons afkomen om ons innerlijk weten op te frissen. Centraal bij dit opfrissen staan de tien geboden die door de Bergrede nog helderder zijn geworden. In de tien geboden kunnen wij zien wie God is. Wat God wil komt voort uit wie Hij is. Daarom bidden wij dat het op aarde wordt zoals in de Hemel, dat de aarde ‘hemel’ wordt. Geef ons heden ons dagelijks brood “Maak je niet bezorgd over wat je zult eten of drinken om in leven te blijven”. Ondanks dat de Heer onze materiële behoeften kent vraagt Hij ons om “het enige noodzakelijke” voorrang te geven. De heilige Cyprianus wijst erop dat net zoals bij het woordje “Onze” in de bede van het Onzevader er ook hier sprake is van “ons” brood. Zoals in gezinnen vaak gezegd wordt ‘onze Jan en onze Marie’. Het brood, de gezinsleden, zij worden vanzelfsprekend ervaren als “van ons”. De leerlingen waren samen, zij waren een gezelschap, vergelijk het Engelse woord company afgeleid van de woorden ‘cum panis’ dat betekent: met brood. Zij waren met elkaar en vertrouwden op de Heer. We bidden samen met de leerlingen, samen met de kinderen Gods, niet alleen om brood voor onszelf, maar ook om brood voor anderen. We worden aangespoord om brood met elkaar te delen. De kerkvaders zien in deze bede een gebed om de Eucharistie, waarin Hij zich daadwerkelijk in onze handen legt en zich op onze tong vleit. Vandaar ook dat het Onzevader een vaste plaats heeft in het Eucharistisch gebed. “De mens leeft niet van brood alleen, maar van ieder woord dat uit de mond van God komt” (Mt 4,4). Dit stimuleert de mens om vandaag al te leven vanuit morgen, vanuit Zijn liefde en zorg voor ieder mens. En vergeef ons onze schuld, zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven Uit de vijfde bede mogen wij lezen dat wij in een wereld leven waarin schuld te vinden is. Schuld van mens tot mens, maar ook schuld tot God. Waar er tussen mensen schuld is, en mensen zich schuldig voelen komt de waarheid en de liefde, God zelf, in gedrang. Bij schuld denkt men al te vaak ook aan vergelding. Door vergelding ontstaat een schuldketen die alsmaar groter wordt. De woorden van Jezus zijn duidelijk; schuld kan alleen maar overwonnen worden door vergeving. Dit geldt voor de mensen onderling, maar meer nog voor God, die zielsveel van zijn mensen houdt. De vergeving van God kan alleen in die mensen geschieden die ook elkaar kunnen vergeven. Vergeving is de rode draad door het Evangelie, maar we kunnen God pas werkelijk ontmoeten wanneer we de ander kunnen vergeven. Omdat wij zelf hiervoor kracht te kort komen mogen we samen met Hem de strijd aan gaan. Dat is voor de mens een grote troost die ons krachtig maakt. En leid ons niet in bekoring Leid God de mens dan in bekoring? Het is een veelgestelde vraag. “Toen werd Jezus door de Geest naar de woestijn gebracht om door de duivel op de proef gesteld te worden”. Hier mogen we het antwoord vinden op de eerder gestelde vraag; de beproeving komt van de duivel. Jezus bied als Messias weerstand tegen de bekoringen van de duivel die de mensheid bij God weghaalt, toen en nu. Jezus maakt de bekoring tot het einde aan toe, tot het kruis, mee om voor de mensen de weg naar de verlossing te openen. Jezus daalt af in de wereld waar de mensen beproefd en verslagen worden, Hij neemt ons bij de hand om ons naar boven te voeren. Omdat Jezus zelf de proef van het lijden heeft doorstaan is Hij in staat allen te helpen die beproefd worden. Het boek Job helpt ook onderscheid te maken tussen beproeving en bekoring. Beproeving maakt dat de mens kan rijpen om totaal één met God te kunnen worden. De mens heeft zuivering en verandering nodig waarbij risico’s op de loer liggen om om te komen, maar die onvermijdelijk zijn om bij zichzelf en bij God uit te komen. Liefde is een proces van zuivering. De mens heeft beproevingen nodig om gezuiverd te worden. Zo staat er geschreven bij Paulus in de eerste brief aan de Korintiërs: “U hebt nog geen enkele beproeving doorstaan die de menselijke maat overschrijdt. God is getrouw: Hij zal niet toelaten dat u boven uw krachten beproefd wordt. Mét de beproeving bepaalt Hij ook de uitkomst, zodat u haar kunt doorstaan.” 1 Kor 10,13. Maar verlos ons van het kwade Deze bede geeft een positieve wending aan de voorlaatste bede. We wenden ons hoopvol tot de Vader, de kern van ons geloof. We bidden om verlossing, redding. Maar waarvan dan? Johannes schrijft over de draak, symbool van de overheersende Romeinse staat. Deze vormde een grote bedreiging voor de christenen. De macht van de keizer werd verheven tot almacht, een vormgeving van het kwaad die gepaard ging met zedelijk verval. De christen roept tot de Heer als enige Redder van het kwaad: “verlos ons, bevrijd ons van de Boze”. In onze tijd is er de macht van de markt, de wapenhandel, mensenhandel en de handel in verdovende middelen. Ze sleuren de mensen mee de diepte en de duisternis in. Onze tijd is een tijd van de ideologie van het succes, van het leven dat zegt: denk niet over God na, God is fantasie, leef in het hier en nu, haal er voor jezelf uit wat er in zit, je leeft maar één keer en daarna houdt alles op. Het gebed des Heren, en dan vooral de laatste bede, zegt ons dat wanneer wij God verliezen we ook onszelf verliezen. Wanneer wij echter bidden om verlossing uit het kwaad, dan keren wij in wezen terug naar de eerste drie beden van het Onzevader waarin wij vragen dat het Rijk Gods kome, dat Zijn wil geschiede zodat Zijn Naam geheiligd wordt. De woorden van dit laatste gebed wijzen ook naar onszelf, onze medewerking wordt gevraagd om het kwaad te breken zodat wij als leerling van Christus een zuiver zicht houden op God die het leven wil, God die zelf het leven is. Amen

maandag 9 maart 2009

Vasten

Met het begin van de vastentijd op Aswoensdag waarop ieder het askruis ontvangt ben ik voor de tweede keer gaan vasten in mijn leven. De eerste keer vasten viel niet mee, ontstaan uit een behoefte om lichamelijk zuiver te worden was het mijn lichaam dat ik probeerde uit te hongeren, als het ware probeerde te versterven. Wat ik ervan onthouden heb is dat ik zeeën van tijd overhield, uren die dagelijks aan inkoop, voorbereiding en verorbering van voedsel opgingen.
Dit jaar was anders, er brak nu er een tijd van bezinning, boetvaardigheid en bekering aan. Nadat ik de as op mijn hoofd gestrooid kreeg waarbij de priester zei: 'Gedenk, mens, dat je stof bent en tot stof zult wederkeren' brak voor mij de vasten aan. De as was het overblijfsel van verbrande 'palmtakken' (buxustakken), die vorig jaar gebruikt werden voor de viering van Palmpasen op Palmzondag. Met Palmpasen waren de takken een teken van overwinning en zegepraal; nu verbeeldde hun as juist vernedering en rouw. Door wat er gezegd werd en door de bestrooiing met as is het een herdenken van het voorbije jaar en het vergankelijke van ons leven, en tegelijkertijd een voorbereiding op Goede Vrijdag en een nieuw Pasen. As is ook door het vuur gezuiverd: een beeld voor de zuivering van onze zonden die Christus door zijn dood heeft bewerkstelligd.
Zoals gezegd en gedaan, als vrij consequente en matige eter was ik gewend aan twee keer twee bruine boterhammen per dag met een flinke warme maaltijd, smulpaap (!) die ik ben. Nu besloot ik de maaltijden te halveren. Na enkele dagen kreeg ik lichte hoofdpijn die ook vrij vlot weer wegtrok. Wat mij verbaasde dat ik verder amper iets merkte, af en toe een licht gevoel van trek in iets hebben, maar honger, nee.
Zei Jezus immers al niet: “Kom allen naar Mij toe die afgemat en belast zijn, en Ik zal u rust geven. Neem mijn juk op en kom bij Mij in de leer, omdat Ik zachtmoedig ben en eenvoudig van hart, en u zult rust vinden voor uw ziel. Want mijn juk is zacht en mijn last is licht.” (Mt 11, 28-30)
Als ik nu eet realiseer ik mij dat anderen nog minder hebben, ik voel me verbonden met hen die weinig tot praktisch niets hebben, terwijl wij er dus niets voor hoeven te laten staan. Kloostergeloften worden mij ook helderder: armoede is niets anders dan jezelf te onthechten van gewoonten alles te willen bezitten en eigen te maken, al moet de buit of prooi door de mond. Gehoorzaamheid is de wil van Hem te doen, dat we in deze Vastentijd Hem volgen die zichzelf ook ontzag. Kuisheid dat we ons minder hechten aan relaties om ons heen of enkele mensen in het bijzonder. De tijd die ik overhoudt besteed ik aan gebed en bezinning en na de lange winter ook eens wandelen in de natuur.
Wonderbaarlijk zo je maaltijden te kunnen halveren, mijn conditie is praktisch hetzelfde gebleven en ik lijk nog er nog leniger op geworden ook.