maandag 9 maart 2009

Vasten

Met het begin van de vastentijd op Aswoensdag waarop ieder het askruis ontvangt ben ik voor de tweede keer gaan vasten in mijn leven. De eerste keer vasten viel niet mee, ontstaan uit een behoefte om lichamelijk zuiver te worden was het mijn lichaam dat ik probeerde uit te hongeren, als het ware probeerde te versterven. Wat ik ervan onthouden heb is dat ik zeeën van tijd overhield, uren die dagelijks aan inkoop, voorbereiding en verorbering van voedsel opgingen.
Dit jaar was anders, er brak nu er een tijd van bezinning, boetvaardigheid en bekering aan. Nadat ik de as op mijn hoofd gestrooid kreeg waarbij de priester zei: 'Gedenk, mens, dat je stof bent en tot stof zult wederkeren' brak voor mij de vasten aan. De as was het overblijfsel van verbrande 'palmtakken' (buxustakken), die vorig jaar gebruikt werden voor de viering van Palmpasen op Palmzondag. Met Palmpasen waren de takken een teken van overwinning en zegepraal; nu verbeeldde hun as juist vernedering en rouw. Door wat er gezegd werd en door de bestrooiing met as is het een herdenken van het voorbije jaar en het vergankelijke van ons leven, en tegelijkertijd een voorbereiding op Goede Vrijdag en een nieuw Pasen. As is ook door het vuur gezuiverd: een beeld voor de zuivering van onze zonden die Christus door zijn dood heeft bewerkstelligd.
Zoals gezegd en gedaan, als vrij consequente en matige eter was ik gewend aan twee keer twee bruine boterhammen per dag met een flinke warme maaltijd, smulpaap (!) die ik ben. Nu besloot ik de maaltijden te halveren. Na enkele dagen kreeg ik lichte hoofdpijn die ook vrij vlot weer wegtrok. Wat mij verbaasde dat ik verder amper iets merkte, af en toe een licht gevoel van trek in iets hebben, maar honger, nee.
Zei Jezus immers al niet: “Kom allen naar Mij toe die afgemat en belast zijn, en Ik zal u rust geven. Neem mijn juk op en kom bij Mij in de leer, omdat Ik zachtmoedig ben en eenvoudig van hart, en u zult rust vinden voor uw ziel. Want mijn juk is zacht en mijn last is licht.” (Mt 11, 28-30)
Als ik nu eet realiseer ik mij dat anderen nog minder hebben, ik voel me verbonden met hen die weinig tot praktisch niets hebben, terwijl wij er dus niets voor hoeven te laten staan. Kloostergeloften worden mij ook helderder: armoede is niets anders dan jezelf te onthechten van gewoonten alles te willen bezitten en eigen te maken, al moet de buit of prooi door de mond. Gehoorzaamheid is de wil van Hem te doen, dat we in deze Vastentijd Hem volgen die zichzelf ook ontzag. Kuisheid dat we ons minder hechten aan relaties om ons heen of enkele mensen in het bijzonder. De tijd die ik overhoudt besteed ik aan gebed en bezinning en na de lange winter ook eens wandelen in de natuur.
Wonderbaarlijk zo je maaltijden te kunnen halveren, mijn conditie is praktisch hetzelfde gebleven en ik lijk nog er nog leniger op geworden ook.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten